Meteen naar de inhoud
Strona główna » ISO 8573

ISO 8573

  • door

[ISO 8573] 671 PUNTEN DIE MOETEN WORDEN GECONTROLEERD TIJDENS DE AUDIT VAN EEN PERSLUCHTTESTPROGRAMMA VOLGENS ISO 8573-1

Perslucht speelt in veel industrieën een cruciale rol. Van voedselverwerking tot de productie van elektronica, de kwaliteit van perslucht kan een grote invloed hebben op producten, processen en zelfs de veiligheid van werknemers. Er zijn normen ingevoerd om ervoor te zorgen dat perslucht van de hoogste kwaliteit is. Een van de toonaangevende normenreeksen op dit gebied is ISO 8573, die de eisen voor de zuiverheid van perslucht specificeert en hiervoor zuiverheidsklassen definieert. Deze internationaal erkende normen bieden bedrijven een leidraad voor het meten en garanderen van de kwaliteit van hun perslucht.

Model meetrapport: ISO 8573 PDF

De ISO 8573 normenreeks bestaat uit negen normen:

  • ISO 8573 Deel 1: Onzuiverheden en zuiverheidsklassen
  • ISO 8573 Deel 2: Beproevingsmethoden voor het gehalte aan olie-aërosolen
  • ISO 8573 Deel 3: Beproevingsmethoden voor het meten van luchtvochtigheid
  • ISO 8573 Deel 4: Beproevingsmethode voor het gehalte aan vaste deeltjes
  • ISO 8573 Deel 5: Beproevingsmethoden voor het gehalte aan oliedampen en organische oplosmiddelen
  • ISO 8573 Deel 6: Beproevingsmethode voor het gehalte aan gasvormige onzuiverheden
  • ISO 8573 Deel 7: Beproevingsmethode voor het gehalte aan levende microbiologische verontreinigingen
  • ISO 8573 Deel 8: Beproevingsmethode voor het gehalte aan vaste deeltjes door massaconcentratie
  • ISO 8573 Deel 9: Beproevingsmethoden voor het gehalte aan vloeibaar water

ISO 8573: Algemene eisen

ISO 8573-1 identificeert verschillende soorten verontreinigingen die kunnen voorkomen in persluchtsystemen. Deze omvatten vaste deeltjes, waterdamp en oliën. Elk van deze soorten verontreinigingen kan het proces beïnvloeden waarvoor de perslucht wordt gebruikt.

Bij het opstellen van een programma voor kwaliteitscontrole van perslucht volgens de ISO 8573-norm is het belangrijk dat u zich vertrouwd maakt met alle delen van de ISO 8573-norm en dat u elk van de bovenstaande verontreinigende stoffen opneemt in uw testplan.

  1. Zijn de verontreinigingen en zuiverheidsklassen getest in overeenstemming met ISO 8573 Deel 1?
  2. Hoe is het aerosolgehalte van de olie getest volgens ISO 8573 Deel 2?
  3. Zijn de testmethoden voor het meten van vocht volgens ISO 8573 Deel 3 toegepast?
  4. Welke testmethoden zijn gebruikt voor het gehalte aan vaste deeltjes volgens ISO 8573 Deel 4?
  5. Hoe is het gehalte aan oliedampen en organische oplosmiddelen gemeten volgens ISO 8573 Deel 5?
  6. Welke testmethoden zijn gebruikt voor het gehalte aan gasvormige verontreinigingen volgens ISO 8573 Deel 6?
  7. Zijn de testmethoden voor levensvatbare microbiologische verontreinigingen uitgevoerd in overeenstemming met ISO 8573 deel 7?
  8. Hoe werd het gehalte aan vaste deeltjes getest door massaconcentratie volgens ISO 8573 Deel 8?
  9. Welke testmethoden zijn gebruikt voor het gehalte aan vloeibaar water volgens ISO 8573 Deel 9?
  10. Is er bij de laboratoriumtests rekening gehouden met alle relevante onderdelen van de ISO 8573-1 norm?
  11. Is de gebruiker van perslucht ervan op de hoogte dat ISO 8573 reinheidsklassen voor perslucht specificeert met betrekking tot deeltjes, water en olie, ongeacht de locatie in het persluchtsysteem waar de lucht wordt gespecificeerd of gemeten?
  12. Weet de gebruiker van perslucht dat ISO 8573 algemene informatie geeft over verontreinigingen in persluchtsystemen en verwijzingen bevat naar andere delen van ISO 8573 voor het meten van de reinheid van perslucht of het vaststellen van reinheidseisen voor perslucht?
  13. Weet de gebruiker van perslucht dat ISO 8573 gasvormige en microbiologische verontreinigingen identificeert naast de bovengenoemde verontreinigingen zoals deeltjes, water en olie?
  14. Zijn alle relevante aspecten en onderdelen van ISO 8573 overwogen en begrepen door de gebruiker van perslucht?
  15. Zijn er specifieke gebieden in het persluchtsysteem van de gebruiker die speciale aandacht vereisen op het gebied van reinheid volgens ISO 8573?
  16. Weet de gebruiker van perslucht wat een aerosol is in relatie tot ISO 8573 en hoe het zich gedraagt in een gasvormig medium?
  17. Weet de gebruiker van perslucht volgens ISO 8573 wat een agglomeraat is en hoe het wordt gevormd?
  18. Weet de gebruiker van perslucht waarvoor een smeermiddel/koelmiddel wordt gebruikt volgens ISO 8573?
  19. Weet de gebruiker van perslucht wat het dauwpunt is volgens ISO 8573 en bij welke temperatuur waterdamp begint te condenseren?
  20. Is de gebruiker van perslucht op de hoogte van de definitie van koolwaterstoffen volgens ISO 8573?
  21. Weet de gebruiker van perslucht wat microbiologische verontreinigingen zijn volgens ISO 8573 en uit welke eenheden ze kunnen bestaan?
  22. Is de gebruiker van perslucht op de hoogte van de definitie van olie volgens ISO 8573 en de belangrijkste componenten?
  23. Begrijpt de gebruiker van perslucht wat een deeltje is volgens ISO 8573?
  24. Is de gebruiker van perslucht op de hoogte van de definitie van deeltjesgrootte volgens ISO 8573?
  25. Weet de gebruiker van perslucht wat het drukdauwpunt is en hoe het zich verhoudt tot het dauwpunt bij een bepaalde druk?
  26. Begrijpt de gebruiker van perslucht het concept van relatieve waterdampdruk of relatieve vochtigheid volgens ISO 8573?
  27. Is de gebruiker van perslucht op de hoogte van de definitie van stoom volgens ISO 8573 en het gedrag van stoom bij bepaalde temperaturen?
  28. Heeft de gebruiker van perslucht alle bovenstaande termen en definities in de context van ISO 8573 volledig begrepen?

ISO 8573-1: Zuiverheidsklassen voor perslucht

ISO 8573-1 verdeelt perslucht in verschillende zuiverheidsklassen. Elke klasse definieert limieten voor de hoeveelheid en grootte van vaste deeltjes, het waterdampgehalte en het oliegehalte. Deze klassen bieden bedrijven de mogelijkheid om de meest geschikte persluchtkwaliteit te kiezen voor hun specifieke toepassingen.

Een goed begrip van de vereisten van ISO 8573-1 is essentieel voor iedereen die de kwaliteit van perslucht in industriële toepassingen wil waarborgen. Met deze norm kunnen bedrijven de persluchtkwaliteit bewaken, controleren en verbeteren, wat resulteert in een betere productkwaliteit en een veiligere werkomgeving.

  1. Is de gebruiker van perslucht op de hoogte van de referentieomstandigheden voor gasvolumes?
  2. Kent de gebruiker de referentietemperatuur volgens ISO 8573-1 van 20 °C?
  3. Is de gebruiker op de hoogte van de absolute luchtdruk van 100 kPa of 1 bar volgens ISO 8573?
  4. Weet de gebruiker dat de relatieve waterdampdruk volgens ISO 8573 0 is?
  5. Is de gebruiker op de hoogte van de drie belangrijkste verontreinigingen in perslucht volgens ISO 8573?
  6. Kent de gebruiker de groepering van zuiverheidsklassen voor perslucht volgens ISO 8573?
  7. Is de gebruiker op de hoogte van de classificatie van verontreinigingsconcentraties in bereiken volgens ISO 8573?
  8. Weet de gebruiker dat de grenswaarden van de bereiken volgens ISO 8573-1 praktijkgerelateerd zijn?
  9. Weet de gebruiker hoe andere verontreinigingen moeten worden aangegeven volgens ISO 8573-1?
  10. Begrijpt de gebruiker de zuiverheidsklassen voor deeltjes volgens ISO 8573-1?
  11. Kent de gebruiker de meetmethoden voor deeltjes volgens ISO 8573-4 en ISO 8573-8?
  12. Weet de gebruiker dat classificaties van 1 tot 5 volgens ISO 8573 niet kunnen worden toegepast als er deeltjes groter dan 5 μm aanwezig zijn?
  13. Begrijpt de gebruiker de zuiverheidsklassen voor vocht en vloeibaar water volgens ISO 8573-1?
  14. Kent de gebruiker de meetmethoden voor vocht volgens ISO 8573-3 en ISO 8573-9?
  15. Is de gebruiker op de hoogte van de definitie van reinheidsklassen voor olie volgens ISO 8573?
  16. Kent de gebruiker de meetmethoden voor vloeibare olie en olie-aërosolen volgens ISO 8573-2?
  17. Kent de gebruiker de betekenis van de klassen 3, 4 en X met betrekking tot het oliedampgehalte volgens ISO 8573-1?
  18. Weet de gebruiker dat de meting van oliedamp optioneel is, afhankelijk van de reinheidsklassen volgens ISO 8573?
  19. Weet de gebruiker welke norm hij moet gebruiken bij het meten van oliedamp volgens ISO 8573?
  20. Begrijpt de gebruiker dat er geen zuiverheidsklassen zijn gedefinieerd voor gasvormige verontreinigingen volgens ISO 8573?
  21. Weet de gebruiker waar hij de weergave van verontreinigingswaarden voor gasvormige stoffen volgens ISO 8573-1 kan vinden?
  22. Kent de gebruiker de meetstandaard voor gasvormige verontreinigingen volgens ISO 8573-6?
  23. Begrijpt de gebruiker dat er geen zuiverheidsklassen zijn gedefinieerd voor microbiologische verontreinigingen volgens ISO 8573?
  24. Weet de gebruiker waar hij de presentatie van besmettingswaarden voor microbiologische stoffen volgens ISO 8573 kan vinden?
  25. Kent de gebruiker de meetstandaard voor microbiologische verontreinigingen volgens ISO 8573-7?
  26. Is de gebruiker ervan op de hoogte dat de reinheidsklassen voor perslucht de concentraties van de belangrijkste verontreinigingen groeperen in klassen?
  27. Weet de gebruiker dat, indien vereist, alle andere verontreinigingen direct moeten worden aangegeven door de specifieke toegestane concentraties of moeten worden bepaald binnen de persluchttoevoer?
  28. Kan de gebruiker de tabellen volgens ISO 8573-1 identificeren en begrijpen, die de reinheidsklassen voor deeltjes, vocht en olie definiëren?
  29. Is de gebruiker ervan op de hoogte dat de meting van oliedampen moet worden uitgevoerd in overeenstemming met ISO 8573-5 als dit noodzakelijk wordt geacht?
  30. Weet de gebruiker dat er geen zuiverheidsklassen zijn gedefinieerd voor gasvormige en microbiologische verontreinigingen volgens ISO 8573?
  31. Begrijpt de gebruiker van perslucht het principe van het markeren van de reinheidsklasse volgens ISO 8573 op het opgegeven meetpunt?
  32. Kan de gebruiker de informatie verstrekken in de opgegeven volgorde en gescheiden door een dubbele punt volgens ISO 8573?
  33. Kent de gebruiker de betekenis van “A”, “B” en “C” in de context van de reinheidsklassen volgens ISO 8573-1?
  34. Begrijpt de gebruiker hoe de aanduiding wordt gemaakt volgens ISO 8573 als er geen klasse is gespecificeerd voor een bepaalde verontreiniging A, B of C?
  35. Kan de gebruiker het streepje correct gebruiken om niet-gespecificeerde reinheidsklassen volgens ISO 8573 aan te geven?
  36. Weet de gebruiker hoe hij een verontreiniging volgens ISO 8573 moet aanduiden als deze in klasse X valt?
  37. Kan de gebruiker de hoogste concentratie van de contaminant correct aangeven tussen ronde haakjes volgens ISO 8573?
  38. Begrijpt de gebruiker de aanvullende aanduiding voor gasvormige of microbiologische verontreinigingen volgens ISO 8573?
  39. Kent de gebruiker de juiste indeling om gasvormige verontreinigingen te identificeren volgens ISO 8573-6?
  40. Kan de gebruiker de waarde en meeteenheid van de contaminant correct aangeven volgens ISO 8573-1?
  41. Weet de gebruiker hoe hij andere mogelijke verontreinigingen moet aanduiden volgens ISO 8573-6?
  42. Kent de gebruiker de juiste indeling om microbiologische contaminanten te identificeren volgens ISO 8573-7?
  43. Begrijpt de gebruiker van perslucht het doel van de luchtzuiverheidsclassificatie volgens ISO 8573?
  44. Is de gebruiker zich ervan bewust dat de specificatie van luchtzuiverheid in ISO 8573 betrekking heeft op het volledige persluchtsysteem en niet alleen op afzonderlijke behandelingscomponenten?
  45. Weet de gebruiker dat een specifieke luchtzuiverheid niet kan worden bereikt door alleen apparatuurcombinaties?
  46. Is de gebruiker zich bewust van het belang van de juiste specificatie van smeermiddel/koelmiddel volgens ISO 8573?
  47. Begrijpt de gebruiker de invloed van temperatuurregeling op de fysische toestand van vloeistoffen in het systeem volgens ISO 8573?
  48. Is de gebruiker zich bewust van de noodzaak om de onderhoudsintervallen volgens de aanbevelingen van de leverancier te volgen om de luchtzuiverheid volgens ISO 8573 te behouden?
  49. Is de gebruiker zich ervan bewust dat ISO 8573-1 mogelijk niet geschikt is voor alle specifieke toepassingen?
  50. Kent de gebruiker voorbeelden van toepassingen met speciale vereisten, zoals ademlucht of medische lucht?
  51. Is de gebruiker zich ervan bewust dat er voor speciale toepassingen rekening moet worden gehouden met andere verontreinigingen?
  52. Weet de gebruiker wanneer hij moet verwijzen naar andere informatiebronnen, zoals farmacopees of cleanroomstandaarden?
  53. Begrijpt de gebruiker dat nationale vereisten regelmatige tests voor bepaalde toepassingen kunnen voorschrijven?
  54. Is de gebruiker zich ervan bewust dat verontreinigingen kunnen voorkomen in vaste, vloeibare of gasvorm?
  55. Begrijpt de gebruiker hoe verontreinigingen op elkaar kunnen inwerken en elkaar kunnen beïnvloeden?
  56. Is de gebruiker zich ervan bewust dat vaste verontreinigingen uit verschillende bronnen kunnen komen?
  57. Kan de gebruiker een schatting maken van de grootte van vaste verontreinigingen, van zeer groot tot submicron?
  58. Weet de gebruiker dat vaste deeltjes zowel inert als kolonievormend kunnen zijn?
  59. Is de gebruiker op de hoogte van de betekenis van deeltjesklasse 6 en 7 volgens ISO 8573?
  60. Kent de gebruiker de traditionele filtermaten die worden gebruikt voor industriële gereedschappen?
  61. Is de gebruiker zich ervan bewust dat classificaties voor deeltjesklasse 6 en 7 geen absolute classificaties voor deeltjesverwijdering zijn?
  62. Begrijpt de gebruiker de efficiëntiewaarden voor filters van klasse 6 en 7 volgens ISO 8573?
  63. Weet de gebruiker dat vloeibare verontreinigingen voornamelijk water en smeermiddelen/koelvloeistoffen voor compressoren zijn?
  64. Is de gebruiker zich ervan bewust dat er andere vloeibare verontreinigingen vanuit de omgevingslucht in het aanzuiggedeelte van de compressor kunnen komen?
  65. Begrijpt de gebruiker dat de concentratie van vloeibare verontreinigingen afhankelijk is van temperatuur en druk?
  66. Weet de gebruiker dat vloeistoffen kunnen ontstaan door condensatie van hun dampen?
  67. Weet de gebruiker dat vloeibare verontreinigingen kunnen bijdragen aan corrosie in het persluchtsysteem?
  68. Is de gebruiker ervan op de hoogte dat vloeistofverontreinigingen van compressorsmeermiddelen/koelvloeistoffen compatibel moeten zijn met afdichtingen en non-ferro leidingen?
  69. Weet de gebruiker dat gasvormige verontreinigingen voornamelijk bestaan uit waterdamp en smeermiddel-/koelmiddeldamp van de compressor?
  70. Begrijpt de gebruiker dat de concentratie van gasvormige verontreinigingen afhankelijk is van temperatuur en druk?
  71. Is de gebruiker zich ervan bewust dat er andere gasvormige verontreinigingen uit de omgevingslucht in het aanzuiggedeelte van de compressor kunnen komen?
  72. Weet de gebruiker dat gasvormige verontreinigingen kunnen worden opgelost in aanwezige vloeistoffen?
  73. Is de gebruiker zich ervan bewust dat gasvormige verontreinigingen kunnen condenseren in vloeibare vorm door de temperatuur te verlagen of de druk te verhogen?
  74. Kent de gebruiker de verschillende vormen van verontreinigingen volgens ISO 8573-1?
  75. Is de gebruiker zich ervan bewust dat controle over fysieke parameters zoals temperatuur nodig is om een bepaalde specificatie voor luchtzuiverheid te bereiken?
  76. Weet de gebruiker hoe vaste deeltjes kunnen samenklonteren in het persluchtsysteem?
  77. Weet de gebruiker waar vaste verontreinigingen in het persluchtsysteem vandaan komen?
  78. Is de gebruiker zich bewust van de rol van vloeistofverontreinigingen in het persluchtsysteem?
  79. Kent de gebruiker de hoofdbestanddelen van gasvormige verontreinigingen?
  80. Is de gebruiker zich bewust van de afhankelijkheid van de concentratie van gasvormige verontreinigingen van temperatuur en druk?
  81. Begrijpt de gebruiker de overgang van gasvormige naar vloeibare verontreinigingen?
  82. Is de gebruiker zich ervan bewust dat de juiste regeling van parameters zoals temperatuur invloed heeft op de fysische toestand van vloeistoffen?

ISO 8573-1 Meetinstrumenten en hulpapparatuur – PROEVEN VAN DE REINIGHEID VAN ONDER DRUK VERPLAAGDE LUCHT

ISO 8573 Deel 1: Onzuiverheden en zuiverheidsklassen [pdf].

 

ISO 8573-2: Aërosolgehalte van olie

Olie in persluchtsystemen kan afkomstig zijn van compressorsmeermiddelen, lekken of andere bronnen. Ongeacht de oorsprong kan olie in veel toepassingen problematisch zijn, vooral in de voedingsmiddelen- en farmaceutische industrie. Daarom is het essentieel om het oliegehalte nauwlettend te controleren en te beheersen.

ISO 8573-2 geeft duidelijke richtlijnen voor de testprocedure van het olie-aërosolgehalte in persluchtsystemen. De norm specificeert zowel de apparatuur als de technieken die nodig zijn om dit verontreinigingsniveau te meten.

Naleving van ISO 8573-2 zorgt ervoor dat het olie-aërosolgehalte in een persluchtsysteem correct wordt geïdentificeerd en gemeten. Dit is essentieel voor bedrijven die willen garanderen dat hun perslucht voldoet aan de gespecificeerde reinheidsklassen en dat hun producten en processen niet worden beïnvloed door olieverontreiniging.

  1. Begrijp je de definitie van “olie” volgens ISO 8573-2?
  2. Kunt u uitleggen wat wordt bedoeld met “olie-aërosol” volgens ISO 8573-2?
  3. Wat wordt bedoeld met “wanddoorstroming” in de context van ISO 8573-2?
  4. Ben je bekend met de bemonsteringsmethoden die worden vermeld in ISO 8573-2:2018?
  5. Welke apparatuur wordt gebruikt voor bemonstering volgens methode A volgens ISO 8573-2?
  6. Welke apparatuur is nodig voor monstername volgens methode B1 volgens ISO 8573-2?
  7. Welke apparatuur is nodig voor monsterneming volgens methode B2 volgens ISO 8573-2?
  8. Welke ISO 8573-2 bemonsteringsmethode is het meest nauwkeurig voor het testen na filtratie?
  9. Voor welk verontreinigingsgebied moet methode A volgens ISO 8573-2 worden gebruikt?
  10. Bij welke maximumtemperatuur moet methode A volgens ISO 8573-2 worden gebruikt?
  11. Hoe lang duurt een typische test met methode A volgens ISO 8573-2?
  12. Voor welk verontreinigingsgebied moet methode B1 volgens ISO 8573-2 worden gebruikt?
  13. Bij welke maximumtemperatuur moet methode B1 volgens ISO 8573-2 worden toegepast?
  14. Hoe lang duurt een typische test met methode B1 volgens ISO 8573-2?
  15. Voor welk verontreinigingsgebied moet methode B2 volgens ISO 8573-2 worden gebruikt?
  16. Bij welke maximumtemperatuur moet methode B2 volgens ISO 8573-2 worden toegepast?
  17. Hoe lang duurt een typische test met methode B2 volgens ISO 8573-2?
  18. Weet je dat ISO 8573-5 oliedamptesten ook vereist zijn voor validatie volgens ISO 8573-1:2010?
  19. Weet je dat de resultaten van beide tests bij elkaar opgeteld moeten worden volgens ISO 8573-2 om het totale oliegehalte te bepalen?
  20. Welke methode volgens ISO 8573-2 zou je gebruiken in de aanwezigheid van wandstroming?
  21. Met welke nauwkeurigheid worden de tests voor methode A volgens ISO 8573-2 uitgevoerd?
  22. Met welke nauwkeurigheid worden de tests voor methode B1 uitgevoerd volgens ISO 8573-2?
  23. Met welke nauwkeurigheid worden de tests voor methode B2 volgens ISO 8573-2 uitgevoerd?
  24. Bij welk maximaal debiet in een filter wordt methode B1 volgens ISO 8573-2 toegepast?
  25. Bij welk maximaal debiet in een filter wordt methode B2 volgens ISO 8573-2 toegepast?
  26. Welk type filter wordt gebruikt in methode A volgens ISO 8573-2?
  27. Welk type filter wordt gebruikt in methode B1 volgens ISO 8573-2?
  28. Welk type filter wordt gebruikt in methode B2 volgens ISO 8573-2?
  29. Beschik je over de nodige kennis om een keuze te maken tussen de testmethoden volgens ISO 8573-2?
  30. Ben je volledig bekend met de vereisten en normen van ISO 8573-2?
  31. Is de gebruiker van perslucht geïnformeerd over het oliegehalte als parameter voor het karakteriseren van de zuiverheid van perslucht?
  32. Is de gebruikte methode voor het nemen van persluchtmonsters in overeenstemming met ISO 8573-2?
  33. Zijn er beschermende maatregelen voor monsters tijdens het transport naar het laboratorium in overeenstemming met ISO 8573-2?
  34. Wordt de testmethode voor het analyseren van het olieaërosolgehalte uitgevoerd in overeenstemming met ISO 8573-2?
  35. Hoe wordt het resulterende olieaërosolgehalte gebruikt om de zuiverheid van perslucht te beoordelen?
  36. Wordt de zuiverheidsklasse van perslucht ISO 8573-1 gebruikt om het oliegehalte te bepalen?
  37. Weet je dat de totale olie-inhoud van perslucht bestaat uit olie in vloeibare, aerosol- en dampvorm, zoals beschreven in ISO 8573-1?
  38. Wordt er rekening gehouden met alle oliefracties om de zuiverheidsklasse van de perslucht te bepalen in termen van oliegehalte volgens ISO 8573-2?
  39. Wordt het aerosolgehalte van de olie regelmatig gemeten?
  40. Wordt er een bemonsteringssysteem volgens ISO-methode 8573-2 punt B1 gebruikt?
  41. Wordt de olie-aërosol opgezogen op een glasvezelfilter volgens ISO 8573-2?
  42. Wordt de FTIR-techniek in het laboratorium gebruikt om olie-aërosolen te bestuderen?
  43. Is het met de gekozen methode mogelijk om zeer lage oliegehaltes te bepalen, vooral als perslucht van zuiverheidsklasse 1 volgens ISO 8573-1 wordt verwacht?
  44. Als er een olievrije compressor wordt gebruikt, wordt de perslucht dan nog steeds getest op oliegehalte?
  45. Bent u zich bewust van mogelijke bronnen van olie in perslucht, waaronder aerosolen, oliedampen en olie uit de compressor?
  46. Wordt olie uit perslucht beschouwd als een potentiële bron van vervuiling in de industrie van de gebruiker?
  47. Bestaat er wetgeving of zijn er vrijwillige kwaliteitsbeheersystemen die geschikte risicobeheermethoden voorschrijven voor verontreiniging door perslucht?
  48. Als een olievrije compressor wordt gebruikt, zijn er dan overwegingen om de testfrequentie of het aantal testpunten volgens ISO 8573-2 te verlagen?
  49. Zijn er eigen testresultaten met betrekking tot olievervuiling in het persluchtsysteem?
  50. Is het volledige persluchtdistributiesysteem, inclusief leidingen en kleppen, gecontroleerd op bestaande olievervuiling in overeenstemming met ISO 8573-2?
  51. Weet je dat methode A volgens ISO 8573-2 geschikt is voor volledige doorstroming?
  52. Controleren of methode A volgens ISO 8573-2 zowel de aerosolvorm als de wandvorm van olie meet?
  53. Is methode A volgens ISO 8573-2 ongeschikt voor metingen in systemen waar geen uniforme stroming, temperatuur en druk kan worden gehandhaafd?
  54. Kan methode A volgens ISO 8573-2 worden gebruikt op elk punt in het persluchtsysteem waar hoge niveaus van olieverontreiniging worden verwacht?
  55. Is de tester van methode A in perfecte staat volgens ISO 8573-2?
  56. Worden bochten en ellebogen vermeden binnen het bereik van ISO 8573-2 Methode A?
  57. Zijn alle kleppen gesloten zoals voorgeschreven in ISO 8573-2 methode A?
  58. Is het persluchtaftappunt correct ingesteld volgens ISO 8573-2 methode A?
  59. Wordt er een geschikt apparaat gebruikt voor temperatuurregistratie/-meting volgens ISO 8573-2 methode A?
  60. Wordt er een geschikt apparaat gebruikt voor drukdetectie/-meting volgens ISO 8573-2 methode A?
  61. Worden er drukverschilmeters gebruikt om de drukval over het monster en het reservefilter te bepalen volgens ISO 8573-2 methode A?
  62. Wordt er een nauwkeurig instelbare afsluitklep gebruikt volgens ISO 8573-2 methode A?
  63. Wordt er een geschikte debietmeter met een nauwkeurigheid van ± 5% volgens ISO 8573-2 methode A gebruikt?
  64. Wordt er een geluiddemper gebruikt om het geluid te beperken tijdens de test volgens ISO 8573-2 methode A?
  65. Wordt het bemonsteringsfilter correct gebruikt en gecontroleerd volgens ISO 8573-2 methode A?
  66. Overschrijdt de stroomsnelheid door het bemonsteringsfilter niet de aanbevelingen van de fabrikant?
  67. Zijn de metingen volgens ISO 8573-2 methode A alleen geldig als het filter de steady state heeft bereikt?
  68. Wordt er een reservefilter volgens ISO 8573-2 methode A gebruikt dat identiek is aan het bemonsteringsfilter?
  69. Wordt de vloeistof die is verzameld in het monster of het reservefilter volgens ISO 8573-2 methode A goed afgevoerd?
  70. Worden er bij het aftappen van de vloeistof voorzorgsmaatregelen genomen om de vloeistofstroom onder controle te houden?
  71. Wordt er bij het doseren van vloeistof volgens ISO 8573-2 methode A op gelet dat er geen luchtbellen in de opgevangen vloeistof zitten?
  72. Laat je de vloeistof lang genoeg bezinken voor de meting volgens ISO 8573-2 methode A als er luchtbellen verschijnen?
  73. Kan het gewicht van de olie rechtstreeks in milligrammen worden gemeten door te wegen volgens ISO 8573-2 methode A?
  74. Wordt er een afsluitklep gebruikt voor een gemakkelijke verbinding met het testpunt volgens ISO 8573-2 methode A?
  75. Is het drukaftappunt voor de perslucht correct geïdentificeerd volgens ISO 8573-2 methode A?
  76. Zijn de nodige voorzorgsmaatregelen genomen om de snelle luchtafvoer onder controle te houden en te voorkomen dat de verzamelde olie gaat schuimen?
  77. Is de massameting van de olie volgens ISO 8573-2 methode A correct en gegeven in milligrammen?
  78. Is de opstelling van de apparatuur goed gecontroleerd en ingesteld volgens ISO 8573-2 Methode A?
  79. Is het persluchtaftappunt correct geïdentificeerd en gebruikt volgens ISO 8573-2 methode A?
  80. Zijn alle kleppen gesloten en is de testapparatuur gecontroleerd op lekkage volgens ISO 8573-2 methode A?
  81. Begrijp je de methoden B1 en B2 volgens ISO 8573-2 voor monsterneming?
  82. Is het met methode B1 volgens ISO 8573-2 mogelijk om olie-aërosolen te kwantificeren bij constante stroming, mits er geen sprake is van vervuiling van de wandstroming?
  83. Zijn alle luchtstromen door de testapparatuur geleid via geschikte in-line kleppen in overeenstemming met ISO 8573-2 methode B1?
  84. Zijn de kleppen vooraf gecontroleerd volgens ISO 8573-2 methode B1 om te garanderen dat ze niet bijdragen aan het olieverontreinigingsniveau?
  85. Is er speciale aandacht besteed aan de reinheid van de testapparatuur volgens ISO 8573-2 methode B1?
  86. Is er rekening gehouden met extra voorzorgsmaatregelen zoals het spoelen van kleppen volgens ISO 8573-2 methode B1?
  87. Is de optimale duur van een testmeetprocedure bepaald in overeenstemming met ISO 8573-2 methode B1 na een eerste test?
  88. Wordt de lucht teruggevoerd in het persluchtsysteem in overeenstemming met ISO 8573-2 methode B1 om productverlies te voorkomen?
  89. Is het volgens ISO 8573-2 methode B1 ook mogelijk om de stroom in de atmosfeer te lozen?
  90. Is de debietmeting uitgevoerd volgens ISO 8573-2 methode B1 om het luchtvolume tijdens de test te bepalen?
  91. Zijn er duidelijke voorzorgsmaatregelen genomen in overeenstemming met ISO 8573-2 methode B1 om schokontladingen of atmosferische contaminatie te voorkomen?
  92. Is er een microglasvezelmembraan gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-2 methode B1 voor een goede meetnauwkeurigheid?
  93. Voldoet het membraan aan de vereisten van ISO 8573-2?
  94. Wordt het opvangmembraan ondersteund door een robuust, inert materiaal volgens ISO 8573-2 methode B1?
  95. Zijn de leidingen en kleppen ontworpen in overeenstemming met ISO 8573-2 methode B1, zodat de inwendige diameter van de leidingen constant is en er geen openingen zijn?
  96. Komt de diameter van het gat in de kogelkraan overeen met de leidingdiameter volgens ISO 8573-2 methode B1?
  97. Zijn aluminium en aluminiumlegeringen vermeden in overeenstemming met ISO 8573-2 methode B1 om contact met de oplosmiddelen te voorkomen?
  98. Weet je dat bij methode B2 volgens ISO 8573-2 zowel het hoofdleidingdebiet als het monstervolume nodig zijn om de testomstandigheden te bepalen?
  99. Is er een bemonsteringssonde gebruikt volgens ISO 8573-2 methode B2?
  100. Is de sonde centraal in de hoofdleiding geplaatst volgens ISO 8573-2 methode B2?
  101. Laten de afdichtingen in de sonde/houderconnector geen koolwaterstoffen los in de oplossing volgens ISO 8573-2 methode B2?
  102. Worden de luchtsnelheden in de hoofdleiding en in de sonde gelijk gehouden tijdens de bemonsteringsperiode volgens ISO 8573-2 methode B2?
  103. Zijn de debietregelaars afgesteld volgens ISO 8573-2 methode B2 om geschikte waarden op de debietmeters te verkrijgen?
  104. Is de nauwkeurigheid van de bemonsterings- en analyseapparatuur gecontroleerd volgens ISO 8573-2 methode B1?
  105. Werden er drie lagen membraan in serie gebruikt volgens ISO 8573-2 methode B1?
  106. Wordt de drukverliesreductie van de steun geminimaliseerd volgens ISO 8573-2 methode B1?
  107. Zijn de bypassbuizen flexibel volgens ISO 8573-2 methode B1?
  108. Zijn er voorafgaande tests uitgevoerd volgens ISO 8573-2 methode B2?
  109. Zijn alle kleppen gesloten aan het begin van de test volgens ISO 8573-2 methode A?
  110. Heb je de afsluitklep volledig geopend om de testapparatuur op druk te brengen volgens ISO 8573-2?
  111. Is het debiet ingesteld op de vereiste condities via de debietregelklep in overeenstemming met ISO 8573-2 methode A?
  112. Heb je de kleppen voor vloeistofopvang gesloten volgens ISO 8573-2 methode A?
  113. Werkt het bemonsteringsfilterelement in verzadigde toestand volgens ISO 8573-2 methode A?
  114. Is er voldoende tijd gegeven om deze conditie te bereiken volgens ISO 8573-2 methode A?
  115. Is de meting volgens ISO 8573-2 methode A alleen uitgevoerd als het drukverschil van het bemonsteringsfilter het stabiele deel van het diagram heeft bereikt?
  116. Is er olie zichtbaar in het filterglas van het bemonsteringsfilter volgens ISO 8573-2 methode A?
  117. Wordt er een stabiele drukval aangegeven door de drukverschilmeter volgens ISO 8573-2 methode A?
  118. Duurt het langer voordat een ongebruikt bemonsteringsfilter volgens ISO 8573-2 methode A een stabiele toestand bereikt?
  119. Is de olie uit het bemonsteringsfilter afgetapt voor meting volgens ISO 8573-2 methode A?
  120. Heb je de verzamelde olie volgens ISO 8573-2 methode A opgevangen in een geschikt volumetrisch meetapparaat?
  121. Heb je de verzamelde olie gescheiden volgens ISO 8573-2 methode A om schuimvorming te voorkomen?
  122. Heb je rekening gehouden met de meniscus tijdens de meting volgens ISO 8573-2 methode A?
  123. Heb je de verzamelde olie gewogen volgens ISO 8573-2 methode A en de massa genoteerd in milligram?
  124. Heeft het eerste bemonsteringsfilter de olie volgens ISO 8573-2 methode A met de vereiste nauwkeurigheid opgevangen?
  125. Werd het reservefilter gebruikt volgens ISO 8573-2 methode A om ervoor te zorgen dat het eerste bemonsteringsfilter correct werkte?
  126. Als er olie in het tweede filter zit, moet het eerste filterelement dan worden vervangen volgens ISO 8573-2 methode A?
  127. Is de gecondenseerde vloeistof verzameld in overeenstemming met ISO 8573-2 methode A in een container die compatibel is met de verzamelde vloeistof?
  128. Is, afhankelijk van het olietype, de scheiding van de olie/wateremulsie mogelijk gemaakt volgens ISO 8573-2 methode A?
  129. Heb je het olievrije water afgetapt en vervolgens een afgemeten hoeveelheid oplosmiddel toegevoegd om de olie op te lossen volgens ISO 8573-2 methode A?
  130. Heb je de zwaardere olie/oplosmiddeloplossing afgetapt en de werkelijke hoeveelheid opgevangen olie gemeten?
  131. Was het niet nodig om de testverzamelkolommen bloot te stellen aan het oplosmiddel volgens ISO 8573-2 methode A?
  132. Heeft de luchtstroommeting volgens ISO 8573-2 methode A een nauwkeurigheid van beter dan 5% van het werkelijke debiet?
  133. Is de temperatuur gemeten in graden Celsius volgens ISO 8573-2 methode A?
  134. Heeft de temperatuurmeting volgens ISO 8573-2 methode A een nauwkeurigheid van beter dan 1°C?
  135. Is de nauwkeurigheid van de test volgens ISO 8573-2 methode A afhankelijk van het volume verzamelde olie?
  136. Heb je ervoor gezorgd dat de resultaten stabiel en herhaalbaar zijn volgens ISO 8573-2 methode A?
  137. Als het volume verzamelde olie is gemeten, is het oliegehalte dan berekend volgens ISO 8573-2 methode A?
  138. Zijn de gegevens geregistreerd in overeenstemming met ISO 8573-2 Methode A en gepresenteerd in de vorm zoals gespecificeerd in Bijlage A van ISO 8573-2?
  139. Heb je de formule volgens ISO 8573-2 methode A gebruikt om het testresultaat te berekenen?
  140. Heb je alle maatregelen genomen om nauwkeurige metingen volgens ISO 8573-2 methode A te garanderen?
  141. Heb je zorgvuldig alle stappen gevolgd volgens ISO 8573-2 Methode A om nauwkeurige en herhaalbare resultaten te verkrijgen?
  142. Is de apparatuur vóór de test correct gekalibreerd en gecontroleerd volgens ISO 8573-2 methode A?
  143. Heb je alle instructies en protocollen volgens ISO 8573-2 Methode A gevolgd tijdens de hele testprocedure?
  144. Zijn alle meetinstrumenten voor en na de test gecontroleerd volgens ISO 8573-2 methode A?
  145. Heb je ervoor gezorgd dat alle instrumenten en apparatuur correct functioneren volgens ISO 8573-2 Methode A?
  146. Heb je alle nodige voorzorgsmaatregelen genomen om contaminatie of fouten te vermijden tijdens de test volgens ISO 8573-2 methode A?
  147. Heb je alle resultaten en gegevens goed gedocumenteerd en gearchiveerd volgens ISO 8573-2 Methode A?
  148. Hebt u alle nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat de testprocedures van ISO 8573-2 Methode A voldoen aan de normen en best practices?
  149. Werk je in het testlaboratorium volgens de vereisten van ISO 8573-2 Methode B?
  150. Zijn de isotherme omstandigheden gehandhaafd om condensatie van oliedampen te voorkomen in overeenstemming met ISO 8573-2 methode B?
  151. Is de luchtsnelheid door het membraan niet hoger dan 1 m/s volgens ISO 8573-2 methode B?
  152. Overschrijdt de druk die tijdens de test wordt uitgeoefend niet de drukcapaciteit van de membraanhouder volgens ISO 8573-2?
  153. Worden schone membranen beschermd tegen stof en atmosferische verontreiniging opgeslagen?
  154. Heb je een pincet gebruikt om het membraan in de membraanhouder te plaatsen en te verwijderen volgens ISO 8573-2 methode B?
  155. Is het blootgestelde membraan na de meting stofvrij opgeslagen?
  156. Heb je het membraan in een schoon glazen petrischaaltje bewaard?
  157. Is het membraan niet opgeslagen in containers van organische of koolwaterstofhoudende materialen?
  158. Werd het membraan op een koele plaats bewaard volgens ISO 8573-2 methode B als er enkele uren verstreken waren tussen de meting en de analyse?
  159. Heb je steekproefsgewijs een nieuw membraan geselecteerd om te controleren of het schoon is volgens ISO 8573-2 methode B?
  160. Is er geen koolwaterstofverontreiniging van de membraanhouder of onderdelen door ontvettingsprocedures volgens ISO 8573-2?
  161. Heb je na het reinigen van de houder polyethyleen handschoenen gebruikt om je te beschermen tegen door je vingers overgedragen vet?
  162. Is de houder voorbeladen met drie lagen geschikte monsterplaten volgens ISO 8573-2 methode B?
  163. Is alle testapparatuur vrij van olie, koolwaterstoffen en andere verontreinigingen voordat deze op het systeem wordt aangesloten?
  164. Werden bochten binnen een afstand van tien pijpdiameters vermeden door het meetapparaat?
  165. Draagt de assemblage niet bij aan de koolwaterstofachtergrond en is dit geverifieerd door analyse van het oplosmiddel?
  166. Heb je de initiële testprocedure uitgevoerd volgens ISO 8573-2 methode B1 als de concentratie van de olieaërosol onbekend is?
  167. Werd de lucht omgeleid via de bypassbuis volgens ISO 8573-2 methode B1 voordat het membraan werd geplaatst?
  168. Hebt u de vereiste stromingsverhouding door het monstermembraan vooraf ingesteld?
  169. Is de opvangtijd gemeten volgens ISO 8573-2 methode B1, die ten minste 2 minuten moet zijn?
  170. Hebt u het membraan in een koolwaterstofvrije houder geplaatst en beschermd tegen verontreinigingen?
  171. Is de olie op het membraan of in de membraanhouder opgelost in een geschikt optisch oplosmiddel?
  172. Is de olieconcentratie in de oplossing evenredig met de absorptie van IR-licht bij de voor olie karakteristieke golflengten volgens ISO 8573-2?
  173. Is de absorptie, A, berekend zoals gespecificeerd in ISO 8573-2?
  174. Is de extinctie vergeleken met de grafiek van extincties voor oplossingen met een bekende concentratie?
  175. Heb je een oplosmiddel gekozen dat goed oplosbaar is voor de olie in kwestie volgens ISO 8573-2?
  176. Bevat het geselecteerde oplosmiddel geen C-H bindingen in zijn chemische samenstelling?
  177. Is het oplosmiddel optisch transparant bij de infrarode golflengten in het bereik van 3 400 cm-1 tot 2 500 cm-1?
  178. Werden de reagentia gehanteerd volgens de instructies van de fabrikant of leverancier van ISO 8573-2?
  179. Zijn de geselecteerde oplosmiddelen speciaal bereid voor gebruik bij infraroodspectroscopie?
  180. Gebruikt jouw laboratorium een infraroodspectrometer met dubbele bundel of Fourier transform infrarood volgens ISO 8573-2?
  181. Bestrijkt je spectrometer een golflengtebereik van ten minste 3 400 cm-1 tot 2 500 cm-1 volgens ISO 8573-2?
  182. Heeft je spectrometer een transmissiereproduceerbaarheid van beter dan 0,3% volgens ISO 8573-2?
  183. Zijn de membranen en de houder op de juiste manier gehanteerd en opgeslagen in overeenstemming met ISO 8573-2 om contaminatie te voorkomen?
  184. Hebt u ervoor gezorgd dat alle apparatuur en onderdelen goed zijn voorbereid en gereinigd in overeenstemming met ISO 8573-2 voordat u met de test begint?
  185. Heb je alle testprocedures correct uitgevoerd die worden beschreven in ISO 8573-2 Methode B?
  186. Hebt u ervoor gezorgd dat de gebruikte membranen en membraanhouder niet eerder zijn verontreinigd door olie of koolwaterstoffen?
  187. Heb je de analyseprocedure zoals beschreven in ISO 8573-2 Methode B correct uitgevoerd?
  188. Heb je voldaan aan alle vereisten voor oplosmiddelen zoals beschreven in ISO 8573-2 Methode B?
  189. Zijn alle noodzakelijke veiligheidsmaatregelen gevolgd bij het hanteren van de reagentia beschreven in ISO 8573-2?
  190. Heb je het apparaat gebruikt dat wordt beschreven in ISO 8573-2 en heb je voldaan aan de specificaties?
  191. Zijn alle stappen van de testprocedure zorgvuldig gedocumenteerd volgens ISO 8573-2 methode B?
  192. Zijn alle instrumenten en apparatuur voor en na de test gecontroleerd volgens ISO 8573-2 methode B?
  193. Heb je de analyseresultaten correct geïnterpreteerd volgens ISO 8573-2 methode B?
  194. Hebt u ervoor gezorgd dat alle testprocedures die worden beschreven in ISO 8573-2 correct zijn uitgevoerd?
  195. Hebt u ervoor gezorgd dat de testomgeving en de bemonstering volgens ISO 8573-2 methode B niet verontreinigd zijn?
  196. Heb je voldaan aan alle vereisten voor testapparatuur zoals beschreven in ISO 8573-2 Methode B?
  197. Heb je alle nodige maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de testprocedure voldoet aan de vereisten van ISO 8573-2 Methode B?
  198. Heb je alle nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat de resultaten van de test betrouwbaar en nauwkeurig zijn volgens ISO 8573-2 methode B?
  199. Werk je in het testlaboratorium volgens de opgegeven vereisten?
  200. Gebruik je een analytische balans of een ander precisieweeginstrument met een resolutie van niet minder dan 0,1 mg volgens ISO 8573-2?
  201. Heb je 100 mg van de te analyseren olie afgewogen volgens ISO 8573-2 en verdund tot 100 ml met een schoon oplosmiddel om het volume te verkrijgen?
  202. Komt de resulterende voorraadoplossing overeen met de concentratie van 1 mg/ml volgens ISO 8573-2?
  203. Heb je verschillende kalibratiemonsters gemaakt van de stamoplossing die het verwachte olieconcentratiebereik dekken?
  204. Werden de kalibratiemonsters bereid door een bepaald volume stamoplossing te meten en te verdunnen tot 50 ml?
  205. Voldoet de voorbereiding van de kalibratiemonsters aan de specificaties in ISO 8573-2?
  206. Heb je er rekening mee gehouden dat de concentraties in tabel 3 zijn gebaseerd op een gemeten oliemassa van precies 100 mg?
  207. Heb je voor elk ijkmonster een spectrum opgenomen en de extinctie berekend volgens 10.1?
  208. Is er een kalibratiecurve gemaakt met de resultaten door de extinctie uit te zetten tegen de olieconcentratie volgens ISO 8573-2?
  209. Is er een lineaire regressieanalyse uitgevoerd volgens ISO 8573-2 om de best mogelijke rechte lijn te construeren?
  210. Is de berekende nauwkeurigheidswaarde, zoals aangegeven door de determinatiecoëfficiënt R^2, niet lager dan 0,995?
  211. Als de R^2-waarde lager is dan 0,995, is de analyse dan herhaald volgens ISO 8573-2?
  212. Is de resulterende kalibratiecoëfficiënt C bepaald op basis van de helling m van de curve volgens ISO 8573-2?
  213. Heb je, indien mogelijk, olie van bekende oorsprong van de compressor of een andere bekende bron gebruikt om de ijkgrafiek te maken?
  214. Heb je er rekening mee gehouden dat de kalibratiecurve alleen geldig is voor de specifiek geanalyseerde olie volgens ISO 8573-2?
  215. Is er een aparte kalibratiecurve vastgesteld voor elke verschillende olie en ook voor elke verschillende productiebatch van dezelfde olie volgens ISO 8573-2?
  216. Zijn de olieverzameltijden gebaseerd op de tijd die nodig is voor olie-extractie om oplossingen te verkrijgen met een olieconcentratie van 2 μg/ml tot 100 μg/ml volgens ISO 8573-2?
  217. Heb je de testtijden in het begin kort gehouden om zware vervuiling van de testapparatuur volgens ISO 8573-2 te voorkomen?
  218. Is het oliegehalte, X, berekend volgens de vergelijking in ISO 8573-2?
  219. Is A berekend als absorptie volgens 10.1?
  220. Is C bepaald als de kalibratiecoëfficiënt volgens de helling m van de kalibratiecurve in 11.1 in overeenstemming met ISO 8573-2?
  221. Heb je de luchtstroomsnelheid, uitgedrukt in liters per seconde onder referentieomstandigheden, volgens ISO 8573-2 geobserveerd?
  222. Is H bepaald als de duur van de test, uitgedrukt in uren, volgens ISO 8573-2?
  223. Is de testapparatuur gebruikt zoals beschreven voor de methoden B1 en B2?
  224. Is de onzekerheid van de methode volgens ISO 8573-2 beter dan ± 10 % van de gemeten waarde?
  225. Ligt het bereik volgens ISO 8573-2 tussen 0,001 mg/m³ en 10 mg/m³?
  226. Heb je er rekening mee gehouden dat de meetonzekerheid varieert met een volume vrije lucht en bemonsteringstijden van 10 uur tot 2 minuten?
  227. Heb je tijdens de hele testprocedure alle voorschriften en vereisten van ISO 8573-2 gevolgd?
  228. Heb je ervoor gezorgd dat al je testresultaten voldoen aan de vereisten en normen van ISO 8573-2?
  229. Werkt je testlaboratorium volgens de gespecificeerde vereisten?
  230. Komt de algemene opstelling van uw testapparatuur overeen met figuur B.1 in ISO 8573-2?
  231. Gebruik je de diafragmahouder waarvan het ontwerp is opgenomen in ISO 8573-2?
  232. Zo niet, gebruik je dan een in de handel verkrijgbare houder die gebruikmaakt van hetzelfde cirkelvormige membraan als in de ISO 8573-2 houder?
  233. Zijn de sonde en membraanhouder geconditioneerd tot dezelfde temperatuur als de testlucht om condensatie volgens ISO 8573-2 te voorkomen?
  234. Is uw sonde ten minste tien pijpdiameters verwijderd van stroomopwaartse bochten of beperkingen?
  235. En is het drie diameters verwijderd van de stroomafwaartse bochten of beperkingen?
  236. Heeft de grootte van je sonde geen invloed op de luchtstroom volgens ISO 8573-2?
  237. Heb je voorzorgsmaatregelen genomen om condensatie van oliedampen aan het oppervlak te voorkomen?
  238. Voldoen uw isokinetische monsternemers aan de voorwaarden voor turbulente stroming volgens ISO 8573-2?
  239. Is je Reynoldsgetal hoger dan 4.000?
  240. Bevindt uw persluchtsysteem zich in een turbulente stroming volgens ISO 8573-2 onder normale industriële omstandigheden?
  241. Komt je opstelling voor isokinetische bemonstering overeen met de opstelling in ISO 8573-2?
  242. Gebruik je isokinetische bemonstering in systemen met hoge stroming alleen als er geen wandstroming is?
  243. Bestaat je testopstelling uit de elementen die worden weergegeven in ISO 8573-2?
  244. Kun je met je klep en debietmeter het debiet van het monster aanpassen en meten?
  245. Volg je de richtlijnen in ISO 8573-2 voor de dimensionering van de verschillende elementen van de membraanhouder?
  246. Staat het ontwerp van de membraanhouder in ISO 8573-2 het gebruik van een 55 mm membraan toe?
  247. Komt de algemene constructie van uw sonde overeen met die in ISO 8573-2?
  248. Is de sonde ontworpen voor gebruik onder referentieomstandigheden bij 700 kPa (7 bar) en een snelheid van 0,16 m/s?
  249. Gebruik je een geschikte membraanhouder voor een 55 mm standaardschijf volgens ISO 8573-2 met je taster?
  250. Heeft je sonde een ronde dwarsdoorsnede met een dikte van minder dan 1,5 mm aan het open uiteinde?
  251. Hebben de binnen- en buitenoppervlakken van je sonde een helling van niet meer dan 30° ten opzichte van de as van de straalpijp?
  252. Beperkt de hoek bij het mondstuk van uw sonde het botseffect tot een minimum volgens ISO 8573-2?
  253. Levert de installatie van uw isokinetische bemonsteringssonde geen problemen op volgens ISO 8573-2?
  254. Heb je het algemene ontwerp van ISO 8573-2 gevolgd voor de installatie van je sonde?
  255. Gebruik je een eenvoudige compressiepakking, ervan uitgaande dat een fluorkoolstof elastomeer (of vergelijkbaar) wordt gebruikt als afdichting?
  256. Voorkomt deze afdichting contaminatie tijdens de analyseprocedure volgens ISO 8573-2?
  257. Kan deze afdichting de sonde in de pijp houden tot de maximale werkdruk?
  258. Maakt deze afdichting het mogelijk om de sonde indien nodig op verschillende diepten in de pijp te brengen, in overeenstemming met ISO 8573-2?

ISO 8573-1 Meetinstrumenten en hulpmiddelen Gehalte aan olie-aërosolen

ISO 8573-3: Watergehalte (drukdauwpunt)

Vocht of waterdamp in persluchtsystemen kan leiden tot verschillende problemen, zoals corrosie van apparatuuronderdelen, groei van micro-organismen en kwaliteitsdefecten in eindproducten. Daarom is het meten en regelen van de vochtigheid van cruciaal belang.

ISO 8573-3 richt zich specifiek op de testprocedure voor het meten van de vochtigheid in perslucht. Het biedt duidelijke richtlijnen en methoden om ervoor te zorgen dat het waterdampgehalte in perslucht nauwkeurig en consistent wordt gemeten. Deze metingen zijn cruciaal om te bepalen of de perslucht voldoet aan de gespecificeerde reinheidsklassen.

Om het vochtgehalte in perslucht correct te meten, specificeert ISO 8573-3 specifieke meetapparatuur en technieken die gebruikt moeten worden. Door deze gestandaardiseerde methoden te gebruiken, kunnen bedrijven er zeker van zijn dat ze correcte en betrouwbare gegevens krijgen over het vochtgehalte van hun perslucht.

Voor bedrijven die perslucht gebruiken in kritische toepassingen waar vocht een probleem kan zijn, is naleving van ISO 8573-3 essentieel. Het biedt niet alleen de zekerheid dat de persluchtkwaliteit voldoet aan de normen, maar helpt ook dure reparaties of problemen met de productkwaliteit te voorkomen.

  1. Is de gebruiker ervan op de hoogte dat vocht in perslucht ongewenst is volgens ISO 8573-3?
  2. Veroorzaakt het vocht in uw fabriek storingen in onderdelen van het persluchtsysteem?
  3. Kan er schade ontstaan aan procesapparatuur die perslucht gebruikt als je ISO 8573-3 niet volgt?
  4. Heb je last van drukverlies in het systeem door vocht volgens ISO 8573-3?
  5. Zijn er tekenen van productverontreiniging door condensatie in uw fabriek?
  6. Wordt het vochtigheidsniveau van de perslucht bepaald door de parameter voor het drukdauwpunt volgens ISO 8573-3?
  7. Voldoet de perslucht aan de acceptatiecriteria voor vochtigheid volgens ISO 8573-1 en ISO 8573-3?
  8. Begrijp je de betekenis en implicaties van het dauwpunt volgens ISO 8573-3?
  9. Kun je inschatten hoe dicht je bij condensatie bent op basis van het gemeten dauwpunt en de huidige temperatuur?
  10. Gebruiken jullie de term “drukdauwpunt” voor systemen met een werkdruk boven de atmosferische druk volgens ISO 8573-3?
  11. Heb je informatie over waarom er vocht in je perslucht zit?
  12. Weet je hoeveel water een compressor kan produceren, afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid?
  13. Heeft uw persluchtsysteem een droogmiddel conform ISO 8573-3?
  14. Heb je problemen opgemerkt met het vochtgehalte van je perslucht in de warmere maanden?
  15. Bent u zich ervan bewust dat gecondenseerd water in de perslucht het systeem en de eindproducten kan verontreinigen?
  16. Gebruikt u drukdauwpuntmeting volgens ISO 8573-3 om het risico op vrij water in uw persluchtsysteem te beoordelen?
  17. Gebruik je een draagbaar apparaat om het drukdauwpunt te meten?
  18. Weet je dat de vochtigheid van perslucht die onder atmosfeer wordt afgevoerd niet kan worden getest volgens ISO 8573-3?
  19. Heb je de nodige aansluitingen voor de draagbare eenheid om het drukdauwpunt te meten volgens ISO 8573-3?
  20. Heb je onlangs een drukdauwpuntcontrole uitgevoerd in je fabriek in overeenstemming met ISO 8573-3?
  21. Werkt je testlaboratorium volgens de gespecificeerde vereisten?
  22. Welke bemonsteringsmethoden voor vochtigheid (dauwpunt) worden gegeven in ISO 8573-3?
  23. Gebruik je de “Full Flow”-methode voor de meting van het volledige debiet volgens ISO 8573-3?
  24. Is de sonde geplaatst in de hoofdluchtstroom volgens ISO 8573-3, maar beschermd tegen vrij water en andere verontreinigingen?
  25. Valt de sonde binnen de gespecificeerde onder- en bovengrenzen van de stroomsnelheid voor het meetsysteem volgens ISO 8573-3?
  26. Wordt de “Partial Flow Bypass Tube”-methode volgens ISO 8573-3 gebruikt voor de partiëlestroommeting?
  27. Is de sonde geïnstalleerd in een kleine bypasspijp zodat de stroomsnelheid kan worden geregeld?
  28. Is bij draagbare apparatuur de sonde stevig aangesloten op het hoofdbemonsteringspunt en is de aansluiting gemaakt van geschikt materiaal volgens ISO 8573-3?
  29. Welke apparatuur is vereist voor deelstroommeting volgens ISO 8573-3?
  30. Gebruik je een hygrometer, bypasspijp, stromingsmeter en regelaar?
  31. Heb je vastgesteld of gekoelde spiegelhygrometers de hoogste dauwpuntnauwkeurigheid bieden, hoewel ze duur en gevoelig kunnen zijn?
  32. Gebruik je meestal hygrometers op basis van weerstand, capaciteit of geleidbaarheid omdat deze de beste balans bieden tussen kosten, nauwkeurigheid, duurzaamheid en draagbaarheid?
  33. Zijn dergelijke hygrometers geïntegreerd in regelaars of energiebeheersystemen in veel persluchtdrogers?
  34. Meet je de vochtigheid (dauwpunt) onder atmosferische druk (ADP) of onder systeemdruk (PDP) volgens ISO 8573-3?
  35. Specificeert u voor elke vochtmeting of het ADP of PDP is in overeenstemming met ISO 8573-3?
  36. Heb je naast de hygrometer nog andere apparaten nodig om de vochtigheid (dauwpunt) te meten?
  37. Heb je de systeembuis aangepast voor isokinetische bemonstering volgens ISO 8573-3?
  38. Gebruik PTFE of roestvast stalen monsterbuizen voor dauwpuntmetingen, vooral voor lage dauwpunten zoals -70°C PDP?
  39. Heb je gecontroleerd of bepaalde buismaterialen doorlatend zijn en daarom niet geschikt voor dauwpuntmetingen volgens ISO 8573-3?
  40. Volg je alle belangrijke instructies in ISO 8573-3 om nauwkeurige en betrouwbare dauwpuntmetingen te garanderen?
  41. Is de temperatuur van het dauwpunt gemeten volgens de gespecificeerde druk zoals beschreven in ISO 8573-3?
  42. Is de luchtstroom binnen het vereiste bereik gehouden om schade aan de sensor te voorkomen en een representatieve meting te garanderen?
  43. Is de sonde in de hoofdluchtstroom goed geïnstalleerd en beschermd tegen water en andere verontreinigingen?
  44. Is de sonde voor een partiële flowmeting in een kleine bypass geplaatst?
  45. Is de sonde in een kleine afvoerbuis geplaatst die het luchtmonster van de hoofdstroom naar de meetkamer leidt?
  46. Is de sonde voor metingen bij verminderde druk in een kamer geplaatst waarin lucht uit de hoofdstroom stroomt?
  47. Waren de metingen gebaseerd op de herhaalbaarheid van de resultaten en de ervaring van de meetpartijen?
  48. Hebben de materialen die worden gebruikt om de lucht naar het meetsysteem te leiden invloed op het waterdampgehalte in het monster volgens ISO 8573-3?
  49. Wordt de druk in het monsternamesysteem geregistreerd tijdens de meting?
  50. Is de temperatuur in het monsternamesysteem hoger dan het gemeten dauwpunt?
  51. Heeft het meetsysteem vóór elke meting een stabiele toestand bereikt?
  52. Komen de waarden van twee opeenvolgende metingen die minstens 20 minuten uit elkaar liggen overeen volgens de nauwkeurigheidsvereisten van ISO 8573-3?
  53. Is er bij de meting rekening gehouden met de zuiverheid van het meetsysteem en de kalibratievereisten van het meetinstrument?
  54. Voldoet de gebruikte apparatuur aan het vereiste betrouwbaarheidsniveau in het betreffende meetbereik?
  55. Werd elke meetmethode alleen gebruikt binnen het toegestane bereik van de toepassingslimieten?
  56. Zijn de vochtigheidsreferentieomstandigheden, in het bijzonder de temperatuur en druk van het persluchtsysteem, correct gespecificeerd volgens ISO 8573-3?
  57. Werd de invloed van andere onzuiverheden meegenomen in de meting?
  58. Is de relatieve vochtigheid correct omgezet naar het dauwpunt op basis van de tabellen in ISO 8573-3?
  59. Is de onzekerheid van de meting goed berekend en in rekening gebracht?
  60. Werden de meetresultaten gepresenteerd in de vorm van het drukdauwpunt en bevatten ze de noodzakelijke details voor verificatie volgens ISO 8573-3?
  61. Is de temperatuur op de bemonsteringslocatie boven het dauwpunt van het gemeten gas gehouden in overeenstemming met ISO 8573-3?
  62. Is condensatie vermeden volgens ISO 8573-3?
  63. Is er een elektrische verwarmingsmethode gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-3?
  64. Is de bemonsteringsplaats voorbereid volgens ISO 8573-3 door spoelen met droog gas?
  65. Is de apparatuur verwarmd om restwater te verwijderen in overeenstemming met ISO 8573-3?
  66. Is de droogtijd verlengd volgens ISO 8573-3 met een lager vochtgehalte?
  67. Zijn hygroscopische materialen vermeden volgens ISO 8573-3?
  68. Zijn materialen die vocht afgeven van organische of poreuze materialen vermeden volgens ISO 8573-3?
  69. Werden er ondoordringbare materialen gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-3?
  70. Is het gebruik van PVC, nylon of rubber vermeden in overeenstemming met ISO 8573-3?
  71. Is er een oppervlaktebehandeling uitgevoerd in overeenstemming met ISO 8573-3 om geadsorbeerd water te voorkomen?
  72. Hadden schone omgevingen volgens ISO 8573-3 de voorkeur voor vochtmetingen?
  73. Zijn er zeer zuivere wasmiddelen gebruikt volgens ISO 8573-3?
  74. Is er na het reinigen grondig gedroogd volgens ISO 8573-3?
  75. Is de lengte van de bemonsteringsbuizen geminimaliseerd in overeenstemming met ISO 8573-3?
  76. Is de diameter van de pijpleiding zo klein mogelijk gehouden in overeenstemming met ISO 8573-3?
  77. Zijn lekkages voorkomen volgens ISO 8573-3?
  78. Is er gezorgd voor een geschikt gasmonsterdebiet volgens ISO 8573-3?
  79. Zijn “dode uiteinden” in de pijpleidingen vermeden in overeenstemming met ISO 8573-3?
  80. Is terugdringing van vochtverspreiding geminimaliseerd volgens ISO 8573-3?
  81. Werd de psychrometrische methode volgens ISO 8573-3 gebruikt om vocht te meten?
  82. Werd er een psychrometer volgens ISO 8573-3 met twee thermisch geïsoleerde temperatuursensoren gebruikt?
  83. Is de mokre-sensor constant bevochtigd volgens ISO 8573-3?
  84. Is de methode gebruikt met een condensatiespiegel volgens ISO 8573-3?
  85. Werd er condensatie gegenereerd door de spiegel af te koelen in de optische dauwpuntmeetmethode volgens ISO 8573-3?
  86. Is er een elektronisch condensdetectieapparaat gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-3?
  87. Is er een elektrische vochtigheidssensor gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-3?
  88. Verandert volgens ISO 8573-3 de elektrische eigenschap van de sensor bij waterabsorptie?
  89. Is er een filter gebruikt voor de elektrische sensor volgens ISO 8573-3?
  90. Is er een capacitieve sensor volgens ISO 8573-3 gebruikt voor het meten van de relatieve vochtigheid?
  91. Is er een resistieve sensor gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-3?
  92. Is er een op impedantie gebaseerde dauwpuntsensor gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-3?
  93. Werden er chemische reactiemethoden volgens ISO 8573-3 gebruikt om vocht te meten?
  94. Is er een direct afleesbare buis volgens ISO 8573-3 met chemisch reagerende inhoud gebruikt?
  95. Werden spectroscopische methoden volgens ISO 8573-3 gebruikt voor vochtmeting?

ISO 8573-1 Meetinstrumenten en hulpmiddelen Watergehalte (drukdauwpunt)

ISO 8573-4: Deeltjesgehalte

Vaste deeltjes in perslucht, zoals stof, roest of andere verontreinigingen, kunnen aanzienlijke problemen veroorzaken, vooral in toepassingen waar reinheid van het grootste belang is. Deze deeltjes kunnen apparatuur beschadigen, processen verstoren en de kwaliteit van eindproducten aantasten.

Met ISO 8573-4 hebben bedrijven een krachtig hulpmiddel in handen om het gehalte vaste deeltjes in hun persluchtsystemen correct te meten. De norm specificeert specifieke methoden en apparatuur om ervoor te zorgen dat de metingen nauwkeurig en consistent zijn.

Een belangrijk onderdeel van de standaard is de definitie van deeltjesgroottes die gemeten moeten worden en de geschikte technieken en instrumenten voor elke grootteklasse. Door deze richtlijnen te volgen, kunnen bedrijven ervoor zorgen dat hun perslucht voldoet aan de gewenste reinheidsnormen en dat hun processen of producten niet worden beïnvloed door ongewenste vaste verontreinigingen.

De toepassing van ISO 8573-4 is essentieel voor industrieën zoals de productie van halfgeleiders, voedselverwerking en farmaceutica waar de controle van vaste deeltjes van kritiek belang is.

  1. Is de gebruiker zich ervan bewust dat het deeltjesgehalte van de perslucht een belangrijke zuiverheidsparameter is?
  2. Worden er zuiverheidstests van de perslucht uitgevoerd volgens ISO 8573-4?
  3. Komt de perslucht in direct contact met het product of materiaal?
  4. Wordt de perslucht vrijgegeven in een schone ruimte volgens ISO 8573-4?
  5. Is de perslucht aangesloten op contaminatiegevoelige apparatuur volgens ISO 8573-4?
  6. Zijn er 2-3 meetpunten geselecteerd in overeenstemming met ISO 8573-4 voor de beoordeling van de persluchtzuiverheid?
  7. Wordt er een laserdeeltjesteller gebruikt voor metingen?
  8. Wordt de perslucht aan het einde van het distributiesysteem en na de persluchtfilters getest volgens ISO 8573-4?
  9. Is er een druksysteem voor het testen van perslucht volgens ISO 8573-4 beschikbaar?
  10. Wordt er een draagbare laserdeeltjesteller gebruikt om het aantal deeltjes te meten?
  11. Kunnen deeltjes worden gemeten in vier verschillende groottebereiken volgens ISO 8573-4?
  12. Wordt de zuiverheidsklasse van de perslucht bepaald volgens ISO 8573-1?
  13. Worden de meetresultaten vergeleken met andere standaarden zoals GMP, ISO 14644-1 of SEMI 49.8?
  14. Wordt de meetmethode volgens ISO 8573-4:2019 gebruikt voor de ISO 8573-4-test?
  15. Worden alle deeltjesgroottebereiken volgens ISO 8573-4 in aanmerking genomen?
  16. Wordt de ISO 8573 normenreeks alleen gebruikt om reinheidsklassen te definiëren?
  17. Zijn de gespecificeerde grenswaarden voor verschillende industrieën of procesomstandigheden volgens ISO 8573-4 bekend?
  18. Worden de basisrichtlijnen van FDA, VDMA, BCAS en BRC in acht genomen met betrekking tot ISO 8573-4?
  19. Worden reinheidsklassen 1 of 2 volgens ISO 8573-1 en ISO 8573-4 toegepast voor kritieke toepassingen?
  20. Is de geselecteerde reinheidsklasse geschikt voor technische toepassingen volgens ISO 8573-4?
  21. Werden de bemonsteringsmethoden volgens ISO 8573-4:2019 Deeltjes waargenomen?
  22. Welke methode is gekozen volgens ISO 8573-4, afhankelijk van de deeltjesgrootte in de persluchtstroom?
  23. Is de lichtmicroscoopmethode volgens ISO 8573-4 gebruikt voor deeltjes ≥5,0 micron?
  24. Is de rasterelektronenmicroscoopmethode volgens ISO 8573-4 gebruikt voor deeltjes ≥0,005 micron?
  25. Is het optische tel- en meetapparaat voor deeltjes gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-4 voor deeltjes van ≥0,06 tot ≤100 micron?
  26. Vanwege de tijdsintensiteit werd de derde methode volgens ISO 8573-4 gebruikt als de meest gebruikelijke bemonsteringsmethode?
  27. Werd bij tests met instrumenten voor het tellen en meten van deeltjes volledige flowbemonstering uitgevoerd in overeenstemming met ISO 8573-4?
  28. Hebt u isokinetische (partiële flow) bemonsteringstechnieken gebruikt volgens ISO 8573-4 als bemonstering van de volledige flow niet mogelijk was?
  29. Volgens ISO 8573-4, welk meetprincipe werd gebruikt door de instrumenten?
  30. Is op basis van ISO 8573-4 gekozen voor de technologie van een optische aërosol spectrometer (OAS) of een optische deeltjesteller (OPC)?
  31. Is het instrument geselecteerd in overeenstemming met ISO 8573-4 op basis van de deeltjesgrootte en -concentratie die de gebruiker wil meten?
  32. Verschillen de twee technologieën in hun deeltjesgroottebereik en concentraties volgens ISO 8573-4?
  33. Werd een OAS-instrument gebruikt voor het bemonsteren van onbehandelde perslucht volgens ISO 8573-4, die gewoonlijk hogere deeltjesconcentraties en grotere deeltjesgrootten tolereert?
  34. Zijn lasergebaseerde OPC’s gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-4 om kleine deeltjesgrootten bij lage concentraties te detecteren?
  35. Werden deze OPC’s volgens ISO 8573-4 gewoonlijk gebruikt voor het bemonsteren van perslucht na het reinigen van apparatuur?
  36. Welke deelstroomtestapparaten waren vereist volgens ISO 8573-4?
  37. Is er een isokinetisch bemonsteringsapparaat/bemonsteringsopstelling gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-4?
  38. Is er een optische deeltjesteller (OPC) gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-4?
  39. Voldoen de ISO 8573-4 methode en apparatuur aan de vereisten voor het nauwkeurig testen van perslucht in overeenstemming met de zuiverheidseisen van ISO 8573-1 Klasse 0, 1 of 2 voor zwevende deeltjes?
  40. Kunnen alle OPC’s gemeten worden volgens ISO 8573-4 in de vereiste deeltjesgroottebanden voor ISO 8573-1 classificatie?
  41. Is gegarandeerd dat de gebruikte optische deeltjesteller kan meten in de volgende deeltjesgroottegebieden volgens ISO 8573-4: 0,1 – 0,5 μm?
  42. Kan de optische deeltjesteller volgens ISO 8573-4 ook meten in de deeltjesgrootteband van 0,5 – 1 μm?
  43. Kan de optische deeltjesteller volgens ISO 8573-4 ook meten in de deeltjesgrootteband 1 – 5 μm?
  44. Is er een schijfmonster en lichtmicroscopie gebruikt voor bemonstering volgens ISO 8573-4?
  45. Is er een schijfmonster en een rasterelektronenmicroscoop gebruikt voor bemonstering volgens ISO 8573-4?
  46. Is optisch tellen en meten van deeltjes volgens ISO 8573-4 gebruikt als instrument voor monstername?
  47. Werd de lichtverstrooiingsmeetmethode gebruikt voor metingen van afzonderlijke deeltjes volgens ISO 8573-4?
  48. Is de optische aërosolspectrometer (OAS) gebruikt om onbehandelde perslucht te bemonsteren in overeenstemming met ISO 8573-4?
  49. Werden er lasergebaseerde OPC’s volgens ISO 8573-4 gebruikt voor het nemen van monsters na het reinigen van apparatuur?
  50. Werden isokinetische bemonsteringssondes volgens ISO 8573-4 gebruikt voor partiële flowtests?
  51. Zijn de deeltjestellers die worden vermeld in ISO 8573-4 erg duur?
  52. Worden er gevoelige testapparaten gebruikt volgens ISO 8573-4?
  53. Zijn de deeltjestellers volgens ISO 8573-4 voornamelijk geschikt voor laboratoriumtestomstandigheden?
  54. Zijn er veel verschillende soorten draagbare deeltjestellers die voldoen aan ISO 8573-4?
  55. Zijn sommige van deze draagbare deeltjestellers kosteneffectieve alternatieven volgens ISO 8573-4?
  56. Waren de meeste draagbare deeltjestellers oorspronkelijk ontworpen om omgevingslucht te meten in cleanrooms en niet-gecomprimeerde persluchtsystemen volgens ISO 8573-4?
  57. Voldoen veel draagbare deeltjestellers niet aan de waarden in de ISO 8573-1 classificatietabel?
  58. Moeten veel draagbare deeltjestellers de lucht expanderen tot atmosferische druk volgens ISO 8573-4?
  59. Wordt het tellen van deeltjes volgens ISO 8573-4 regelmatig uitgevoerd na filtratieapparatuur?
  60. Wordt het zogenaamde “validatietesten” van filters volgens ISO 8573-4 vaak besproken tussen persluchtgebruikers en apparatuurleveranciers?
  61. Worden compressorluchtbehandelingskasten vaak gemarkeerd als “defect” volgens ISO 8573-4 terwijl ze eigenlijk goed werken?
  62. Wordt het testinstrument vaak niet goed gereinigd en gespoeld volgens ISO 8573-4?
  63. Is het kalibratieregime van de testapparatuur altijd up-to-date volgens ISO 8573-4?
  64. Begrijpen veel ISO 8573-4 operators niet hoe de deeltjesanalyser werkt?
  65. Tonen sommige ISO 8573-4 testapparaten cumulatieve tellingen die kunnen leiden tot dubbele of driedubbele tellingen?
  66. Kunnen deeltjestellers volgens ISO 8573-4 ook aërosolen van vloeistoffen, condensatie en micro-organismen opnemen in hun resultaten?
  67. Meten alle ISO 8573-4 testinstrumenten altijd in de 3 banden die vereist zijn door ISO 8573-1?
  68. Zijn de testpunten volgens ISO 8573-4 vaak na filtratie en niet direct bij de uitgang van het eindfilter?
  69. Worden testpunten, fittingen en kleppen vaak geïdentificeerd als de bron van veel deeltjesbesmetting volgens ISO 8573-4?
  70. Hoe efficiënt zijn droge deeltjesfilters voor algemeen gebruik en filters met hoog rendement volgens ISO 8573-4?
  71. Zijn er veel filters volgens ISO 8573-4 in de compressorkamer?
  72. Worden deeltjestellingen volgens ISO 8573-4 vaak beïnvloed door verontreinigingen uit de distributieleiding?
  73. Bestaat het leidingwerk na filters voor kritisch puntgebruik volgens ISO 8573-4 vaak uit materialen die kunnen bijdragen aan het tellen van deeltjes?
  74. Wordt er gewoonlijk een hoger aantal deeltjes waargenomen na een filterservice in overeenstemming met ISO 8573-4?
  75. Kan het openen van de filterbus deeltjes genereren volgens ISO 8573-4?
  76. Kan het gebruik van het persluchtsysteem volgens ISO 8573-4 het aantal deeltjes beïnvloeden?
  77. Kan kloppen op de pijpleiding volgens ISO 8573-4 deeltjes losmaken en het aantal deeltjes doen toenemen?
  78. Veel draagbare deeltjestellers meten meestal slechts tot 0,2 of 0,3 micron volgens ISO 8573-4?
  79. Is het bij veel deeltjestellers nodig om de lucht te expanderen tot atmosferische druk in overeenstemming met ISO 8573-4?
  80. Heeft dit betrekking op de resultaten volgens ISO 8573-4?
  81. Leidt het valideren van filters volgens ISO 8573-4 vaak tot problemen?
  82. Worden fouten vaak toegeschreven aan het filter volgens ISO 8573-4 als ze daadwerkelijk op het testinstrument zitten?
  83. Interpreteren veel ISO 8573-4 operators de resultaten verkeerd omdat ze niet begrijpen hoe de deeltjesanalyser werkt?
  84. Proberen ISO 8573-4 testers de deeltjestellingen vaak verkeerd “toe te wijzen” aan de ISO banden?
  85. Worden deeltjestellingen volgens ISO 8573-4 vaak beïnvloed door deeltjes uit leidingen en fittingen?
  86. Kan de testapparatuur cumulatieve tellingen volgens ISO 8573-4 weergeven?
  87. Kunnen deeltjestellers volgens ISO 8573-4 aërosolen van vloeistoffen opnemen in hun resultaten?
  88. Kan de testapparatuur volgens ISO 8573-4 in zijn resultaten ook rekening houden met condensatie en micro-organismen?
  89. Worden testpunten volgens ISO 8573-4 vaak ingesteld na filtratie?
  90. Kunnen ISO 8573-4 fittingen en kleppen vaak veel deeltjesvervuiling veroorzaken?

ISO 8573-1 Meetinstrumenten en hulpmiddelen Deeltjesinhoud

ISO 8573-7: Microbiologisch testen van perslucht

ISO 8573-7 biedt een specifieke testmethode voor het bepalen van het gehalte aan levende microbiologische verontreinigingen in perslucht. De norm specificeert zowel de methoden als de instrumenten die nodig zijn om deze micro-organismen te meten en te categoriseren.

Naleving van ISO 8573-7 zorgt ervoor dat bedrijven accurate gegevens hebben over de microbiologische inhoud van hun perslucht, wat op zijn beurt besmetting en de bijbehorende gezondheidsrisico’s helpt voorkomen.

  1. Bent u zich bewust van het belang van microbiologische tests van perslucht volgens ISO 8573-7?
  2. Wordt de perslucht die in contact komt met producten regelmatig microbiologisch getest volgens ISO 8573-7?
  3. Ken je de specifieke vereisten van ISO 8573-7 voor microbiologisch testen van perslucht?
  4. Gebruik je een monsternamesysteem volgens ISO 8573-7 om een luchtmonster te nemen uit het persluchtsysteem?
  5. Is het genomen luchtmonster geplaatst in een petrischaal met een microbiologisch medium in overeenstemming met ISO 8573-7?
  6. Vindt de incubatie van het monster plaats volgens de laboratoriumomstandigheden zoals gespecificeerd in ISO 8573-7?
  7. Weet je dat ISO 8573-1 het gehalte aan bacteriën, gisten en schimmels in perslucht niet gebruikt voor de basisclassificatie?
  8. Heb je kennis van de drie belangrijkste parameters (deeltjesgehalte, watergehalte en oliegehalte) volgens ISO 8573-1 voor de beoordeling van persluchtkwaliteit?
  9. Weet je dat naarmate het watergehalte afneemt, het risico op microbiële groei afneemt volgens ISO 8573-7?
  10. Hebt u al een beoordeling uitgevoerd van het risico op microbiële groei op basis van het drukdauwpunt, zoals aanbevolen door ISO 8573-7?
  11. Weet je dat ISO 8573-1 geen specifieke limieten vastlegt voor micro-organismen in perslucht?
  12. Wordt het gehalte aan bacteriën, gisten en schimmels in uw test aangegeven naast de basisclassificatie volgens ISO 8573-7?
  13. Geef de resultaten van bacteriën, gisten en schimmels volgens ISO 8573-7 in de vorm van het opgegeven aantal kolonies per kubieke meter lucht (CFU/m3)?
  14. Heb je stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat je testmethoden voldoen aan de vereisten van ISO 8573-7?
  15. Zijn er regelmatig evaluaties en trainingen om ervoor te zorgen dat je team bekend is met de vereisten van ISO 8573-7?
  16. Is de gebruikte methode om de aanwezigheid van levensvatbare micro-organismen te verifiëren in overeenstemming met ISO 8573-7?
  17. Is een agarvoedingsstof blootgesteld aan het persluchtpatroon volgens ISO 8573-7?
  18. Is er een kwantitatieve beoordeling uitgevoerd volgens bijlage B van ISO 8573-7?
  19. Zijn de details voor het prepareren van een agarplaat volgens bijlage D van ISO 8573-7 in acht genomen?
  20. Werd er een kolommonsternemer, een type impactieluchttester volgens ISO 8573-7, gebruikt voor de deelstroombemonstering?
  21. Is isokinetische bemonstering van de lucht uitgevoerd in overeenstemming met ISO 8573-7 en teruggebracht tot het door de fabrikant aangegeven bereik?
  22. Is de druk verlaagd naar atmosferische omstandigheden en zijn er debietmetingen uitgevoerd in overeenstemming met ISO 8573-7 om de compatibiliteit met de aanbevelingen van de fabrikant te controleren, of in overeenstemming met ISO 8573-4?
  23. Is de tijd voor blootstelling van het agarmedium aan het persluchtmonster geregistreerd volgens ISO 8573-7?
  24. Zijn er metingen uitgevoerd om binnen 4 uur een onderscheid te maken tussen niet-microbiologische en microbiologische deeltjes volgens ISO 8573-7?
  25. Is er geprobeerd om de invloed van vloeistoffen op de deeltjesgrootte en het deeltjesaantal zoveel mogelijk te elimineren in overeenstemming met ISO 8573-7 om een correcte aflezing te verkrijgen?
  26. Is de invloed van water volgens ISO 8573-7 niet verminderd door de lucht te verwarmen of te drogen, zodat de levensvatbaarheid van microbiologische organismen niet wordt beïnvloed?
  27. Is de invloed van andere vloeistoffen dan water naar behoren overwogen volgens ISO 8573-7?
  28. Is er in het ISO 8573-7 testrapport een verklaring opgenomen waarin de aanwezigheid van levensvatbare kolonievormende microbiologische deeltjes wordt bevestigd, naast de ISO 8573-4 verklaring voor vaste deeltjes?
  29. Werd de zin “Verklaarde steriliteit van perslucht volgens ISO 8573-1” gevolgd door “Steriel” of “Niet-steriel” volgens ISO 8573-7?
  30. Is de datum van monstername vastgelegd in overeenstemming met ISO 8573-7?
  31. Is de datum van de metingen genoteerd in overeenstemming met ISO 8573-7?
  32. Is de locatie genoteerd in overeenstemming met ISO 8573-7?
  33. Wordt in bijlage A van ISO 8573-7 een voorbeeld van een testrapport gegeven?
  34. Is de methode volgens ISO 8573-4 gebruikt om de aanwezigheid van micro-organismen te controleren?
  35. Zijn alle procedures en vereisten in ISO 8573-7 correct gevolgd?
  36. Is de kolombemonsteringsmethode volgens ISO 8573-7 gebruikt voor de detectie van micro-organismen?
  37. Is de lucht door een speciaal ontworpen connector geleid in overeenstemming met ISO 8573-7?
  38. Werden micro-organismen in het agaroppervlak geworpen door hun gewicht volgens ISO 8573-7?
  39. Werd aangenomen dat een micro-organisme leidt tot een kolonie volgens ISO 8573-7?
  40. Kan de kolomsampler worden gebruikt voor bacteriën, gisten of schimmels volgens ISO 8573-7?
  41. Zijn er speciale methoden voor virussen en bacteriofagen volgens ISO 8573-7 overwogen?
  42. Draait een groot agaroppervlak (bijvoorbeeld een 140 mm petrischaal) onder een radiaal geplaatste opening volgens ISO 8573-7?
  43. Werden aseptische technieken volgens ISO 8573-7 toegepast voor de bemonsteringsmethodologie?
  44. Werd een ontsmettingsmiddel zoals 70% ethanol aanbevolen volgens ISO 8573-7?
  45. Zijn er voorzorgsmaatregelen genomen om de groei van micro-organismen in de apparatuur te voorkomen in overeenstemming met ISO 8573-7?
  46. Werden alle handelingen waarbij de testapparatuur geopend moest worden met zo min mogelijk vertraging uitgevoerd volgens ISO 8573-7?
  47. Zijn er voorzorgsmaatregelen genomen tegen de effecten van tocht in overeenstemming met ISO 8573-7?
  48. Is alle bemonsteringsapparatuur voor gebruik gesteriliseerd volgens ISO 8573-7?
  49. Is er een testmonster door de bemonsteringsapparatuur gegaan volgens ISO 8573-7?
  50. Is er een blinde test uitgevoerd voor en na de eigenlijke meting volgens ISO 8573-7?
  51. Is er een 14 cm petrischaal met agar gebruikt volgens ISO 8573-7?
  52. Zit er een etiket op de petrischaal met informatie over traceerbaarheid volgens ISO 8573-7?
  53. Zijn de luchttoevoer en de niveau-indicator van de spleetmonsternemer opgedraaid in overeenstemming met ISO 8573-7?
  54. Is de binnenkant van de spleetmonsternemer afgeveegd met een desinfectiepad volgens ISO 8573-7?
  55. Is de petrischaal in de kolombemonsteraar geplaatst volgens ISO 8573-7, zodat de radiale lijn zich direct onder de luchttoevoerspleet bevindt?
  56. Werd het deksel van de steekmonsternemer snel teruggeplaatst onmiddellijk na verwijdering van het deksel van de petrischaal in overeenstemming met ISO 8573-7?
  57. Werd automatische monstername gestart door op de startknop te drukken volgens ISO 8573-7?
  58. Zijn de starttijd, bemonsteringstijd en andere omstandigheden genoteerd in overeenstemming met ISO 8573-7?
  59. Is de bemonstering voltooid als het indicatielampje uit is, volgens ISO 8573-7?
  60. Is de luchttoevoer verhoogd volgens ISO 8573-7?
  61. Is het deksel van de kiermonsternemer voorzichtig opgetild volgens ISO 8573-7?
  62. Is de petrischaal uit de bemonsteringsapparatuur genomen volgens ISO 8573-7?
  63. Was de petrischaal verzegeld met tape en in de steriele zak geplaatst volgens ISO 8573-7?
  64. Zijn petrischalen geïncubeerd bij een geschikte temperatuur volgens ISO 8573-7?
  65. Is het agaroppervlak vrij van kolonies in het midden en aan de buitenrand volgens ISO 8573-7?
  66. Is de activeringsarm van de plaathouder via de microschakelaar verplaatst naar een nieuwe startpositie volgens ISO 8573-7?
  67. Is de binnenkant van de spleetmonsternemer afgeveegd met een desinfectiepad volgens ISO 8573-7?
  68. Als er een nieuwe bemonstering werd uitgevoerd, werd de procedure dan vanaf het begin herhaald in overeenstemming met ISO 8573-7?
  69. Kan een petrischaal “geografisch” getraceerd worden van de fabrikant naar de bemonsteringslocatie en naar het laboratorium volgens ISO 8573-7?
  70. Vertoonde de petrischaal geen verdere groei volgens ISO 8573-7?
  71. Werd de meest geschikte incubatietemperatuur volgens ISO 8573-7 gekozen in de buurt van de habitat waar de micro-organismen aanwezig waren vóór de bemonstering?
  72. Werden mesofiele bacteriën of schimmels gekweekt bij temperaturen van 20 °C tot 30 °C volgens ISO 8573-7?
  73. Kunnen andere incubatietemperaturen worden overwogen volgens ISO 8573-7?
  74. Kan selectief medium (agar) worden gebruikt voor de isolatie van bepaalde micro-organismen volgens ISO 8573-7?
  75. Moet de telling binnen een bepaalde periode worden uitgevoerd volgens ISO 8573-7?
  76. Kan niet-selectief medium al 24 uur na het begin van de incubatie worden getest volgens ISO 8573-7?
  77. Moeten er tijdens de incubatieperiode regelmatig observaties worden uitgevoerd volgens ISO 8573-7 om kolonies te tellen en te registreren?
  78. Zijn er maatregelen genomen in overeenstemming met ISO 8573-7 om verlies van telnauwkeurigheid door overmatige groei van kolonies te voorkomen?
  79. Wordt voor de bemonstering van endotoxinen in perslucht volgens ISO 8573-7 gebruikgemaakt van ongebruikte plastic buizen en glazen flessen?
  80. Wordt de bemonstering van endotoxinen volgens ISO 8573-7 uitgevoerd door ervaren personeel?
  81. Is de aanwezigheid van endotoxinen in perslucht bepaald door het meten van de hoeveelheid gramnegatieve enterobacteriën in het condensaat volgens ISO 8573-7?
  82. Is er een aanvullende meting van het gehalte aan bacteriën, schimmels of gisten in het condensaat uitgevoerd in overeenstemming met ISO 8573-7?
  83. Is de procedure voor het meten van gramnegatieve enterobacteriën in condensaat volgens ISO 8573-7 gevolgd?
  84. Werden er altijd steriele werkmethoden toegepast volgens ISO 8573-7?
  85. Is er een dipstick met een geschikt agarmedium gebruikt in overeenstemming met ISO 8573-7?
  86. Is het testpunt in het persluchtsysteem gekozen in overeenstemming met ISO 8573-7 waar condensaat kan worden opgevangen?
  87. Is de testplek onmiddellijk voor de monstername gedesinfecteerd met 70% ethanol volgens ISO 8573-7?
  88. Is het deksel van de buis verwijderd met de gecoate folie volgens ISO 8573-7?
  89. Is er een condensaatmonster rechtstreeks van het testpunt in de steriele buis genomen volgens ISO 8573-7?
  90. Is het deksel 10 seconden in het monster ondergedompeld met de folie eraan vast volgens ISO 8573-7?
  91. Kwam volgens ISO 8573-7 de folie met beide agaroppervlakken in nauw contact met het monster?
  92. Werd de folie langzaam uit het monster getrokken in ongeveer 3 seconden volgens ISO 8573-7?
  93. Is de buis geleegd volgens ISO 8573-7?
  94. Werd de folie na inoculatie zorgvuldig teruggeplaatst in de buis volgens ISO 8573-7?
  95. Is het buisje met het monster urenlang bewaard of vervoerd volgens ISO 8573-7 zonder dat het resultaat beïnvloed is?
  96. Is ervoor gezorgd dat de buis met het monster niet bevriest in overeenstemming met ISO 8573-7?
  97. Werden de films geïncubeerd volgens ISO 8573-7 bij +27 °C gedurende maximaal veertien dagen?
  98. Als de organismen erg langzaam groeien, kan de incubatieperiode dan worden verlengd tot maximaal een maand volgens ISO 8573-7?
  99. Werd de folie na incubatie heel voorzichtig uit de buis verwijderd volgens ISO 8573-7?
  100. Zijn de groei- en kleurreacties onderzocht volgens ISO 8573-7 in overeenstemming met de instructies van de fabrikant?
  101. Is het aanvaardbare niveau voor bacteriën, gisten en schimmels volgens ISO 8573-7 10.000 CFU/ml condensaat?
  102. Als er een gramnegatieve bacterie wordt aangetroffen in het condensaat, zijn er dan endotoxinen aanwezig in de perslucht volgens ISO 8573-7?
  103. Moet het natte gedeelte van de installatie worden gereinigd en gedesinfecteerd volgens ISO 8573-7?
  104. Is het kweekmedium afgewogen en opgelost in water volgens ISO 8573-7 in de door de fabrikant aangegeven hoeveelheid?
  105. Is het kweekmedium geautoclaveerd bij 121 °C gedurende 15 minuten volgens ISO 8573-7?
  106. Is het kweekmedium aangepast aan de gespecificeerde pH-waarde volgens ISO 8573-7 na afkoeling tot ongeveer +50 °C?
  107. Werden er steriele 14 cm plastic petrischalen volgens ISO 8573-7 gebruikt om 65 ml van het kweekmedium in elke schaal te gieten?
  108. Werden de petrischalen, nadat het kweekmedium was afgekoeld en gestold, verpakt in twee steriele plastic zakken volgens ISO 8573-7?
  109. Was de eerste zak verzegeld met een enkele dubbele envelop volgens ISO 8573-7?
  110. Is de tweede zak verzegeld met een gelaste rand volgens ISO 8573-7?
  111. Is de petrischaal geëtiketteerd volgens ISO 8573-7 met informatie over datum, inhoud en batchnummer?
  112. Is het bemonsteren van endotoxinen volgens ISO 8573-7 een moeilijk proces?
  113. Kunnen slechts een paar nanogram endotoxinen in perslucht ziekte veroorzaken volgens ISO 8573-7?
  114. Moet het gehalte aan bacteriën, schimmels of gisten in het condensaat worden gemeten volgens ISO 8573-7?
  115. Is het kweekmedium correct geautoclaveerd volgens ISO 8573-7?
  116. Is het kweekmedium ingesteld op de juiste pH-waarde volgens ISO 8573-7?
  117. Waren de petrischalen correct verpakt en verzegeld in plastic zakken volgens ISO 8573-7?
  118. Zijn alle stappen voor het prepareren van de petrischalen met kweekmedium correct uitgevoerd volgens ISO 8573-7?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *